middeleeuwen 

de adel ..   

Picture
De adel waren alle rijke mensen die in de tijd van de middeleeuwen leefden.

Onder deze groep hebben we onder andere: Ridders, koningen, koninginnen en markiezen. Maar heel weinig mensen waren echt schatrijk. Van 100 mensen zouden er misschien een stuk of 5 van adel komen, en dus ook aardig wat geld hebben. Rijk zijn in de Middeleeuwen betekende veel voordelen, je had natuurlijk veel geld en macht maar je had ook enorme grote stukken grond.

De armere mensen mochten op het land van de adel werken. Die mensen leefden dus eigenlijk op de grond van de adel. In ruil daarvoor moesten deze armere mensen (meestal boeren) op het land werken. (Het land van de adel dus) De oogst was natuurlijk van de adel. Het merendeel moesten de boeren geven aan hun heer, oftewel de eigenaar van het stuk land. Een deel van de oogst mochten de boeren houden, om van te kunnen leven. Er was echter ook een voordeel aan het wonen op grond van een heer, als er gevaar dreigde, bijvoorbeeld een oorlog, kon je bescherming krijgen in het kasteel van je heer.

De adel had een goed leven, de rijke mensen van adel hoefde bijna niets zelf te doen. Het meeste waar een kasteelheer zijn tijd voor gebruikte waren inspectiebezoeken, daarbij controleerde hij of iedereen zijn werk goed deed. Ook hoefde de adel zich niet zorgen te maken over mooie kleding of goed en genoeg voedsel/eten. Ook hoefde de adel zich niet te vervelen, ze hoefte maar in de handen te klappen en er kwam bijvoorbeeld een nar, of een minstreel.

Als de kinderen van de heer nog klein waren speelde ze. Balspelletjes, verstoppertje, krijgertje, blindemannetje. Ze hadden poppen, soldaatjes en houten paarden. Meisjes van 7 jaar leerden spinnen, weven en naaien. Later moesten ze toezicht houden op de dienstmeisjes. Een jongen werd bediende op een ander kasteel in de buurt. Hij was dan page. Als een page 14 of 15 jaar was mocht hij schildknaap zijn. Hij leerde met wapens om gaan en paardrijden. Ook moest hij bedienen aan tafel en wijn inschenken. als hij 20 jaar werd kreeg hij zijn eigen wapens. Dan was zijn leertijd voorbij. De kinderen van eenvoudige boeren zullen hoogstwaarschijnlijk meer geholpen hebben op het land van hun ouders. De boeren waren zeer arm. En scholen waren er toen nog niet.

  • Edelman
  • Edelvrouw
  • Leenheer
  • Kasteelheer - kasteelvrouwe
  • Markies - markiezin
  • Graaf - Gravin
  • Hertog - Hertogin
  • Bisschop
  • Jonkvrouwen
  • Ridders

Alleen door veel grond te bezitten zorgde ervoor dat je van adel was. De adel vocht vaak tegen elkaar om nog belangrijker te worden. Kinderen van een kasteelheer waren dus automatisch van adel. Als de kasteelheer dood ging, werd al het land aan de kinderen gegeven. Arme boeren hadden dus eigenlijk geen kans om rijker te worden.

De adel leefden in mooie huizen. Meestal van steen. Andere huizen waren nooit van steen, omdat dat te duur was. Ook leefde de adel vaak ook in kastelen. De kastelen waren beschermd tegen vijanden. Om het kasteel heen liep een gracht. Als er vijanden kwamen, haalde men de poort (ophaalbrug) op en kon niemand het kasteel meer in.