middeleeuwen 

leven om en op een kasteel ..

Picture
De meeste kastelen die gebouwd werden waren bedoeld om in te wonen. Koningen en hoge adel waren degene die vaak in de kastelen woonden . Ze hadden vaak wel meer dan een kasteel. Door het jaar heen reisden ze dan heen en weer tussen hun kastelen. De gewone ridders woonden vaak in kleinere versterkte landhuizen, die wel een grote zaal en soms ook een kapel hadden. Ridders leefden samen met hun familie, pages en schildknapen, soldaten , bedienden, koks en stalknechten. In het kasteel zorgde de kasteelvrouwe dat alles goed geregeld werd. Zij lette op de bedienden en ontving bezoek van andere adellijke dames. Als de kasteelheer er niet was zorgde zij ervoor dat de voorraden met eten aangevuld werden en bezocht zij zelf ook de boerderijen. Die tijd was een echte mannen wereld waarin vrouwen niet echt serieus genomen werden. Jammer voor de kasteelvrouwe , want zij mocht geen land bezitten of een testament hebben. De kinderen mochten vrij in het kasteel rondlopen en spelen. Ze liepen de stalknechten in de weg of werden verjaagd uit de keuken als ze weer eens van het eten hadden zitten snoepen. In de zomer konden ze lekker buiten spelen en in de winter zaten ze veel binnen bij het vuur waar hun moeder borduurde en verhalen vertelde. Naast het spelen moesten de kinderen ook wel mee helpen in het huishouden en kregen les. Vanaf hun zes jaar werden de kinderen naar een ander kasteel gestuurd. Daar leerden de jongens vechten en werden opgeleid tot pages. Meisjes daarin tegen leerden nette manieren bij en hoe zij het huishouden moesten regelen. Op veertien jarige leeftijd werd men uitgehuwelijkt. Dit lijkt voor onze begrippen heel jong, maar je moet bedenken dat de mensen van toen niet ouder werden dan veertig jaar.